De 70 jaarweken-01


Hij of hij (1e deel)

bij de zeventigste jaarweek



Tekst in dit lettertype geeft bij muisaanwijzingin een enkel geval door klikken — meerdere informatie

Aanbevolen wordt:
teksten en verbanden te raadplegen van de 70 jarige deportatie en de 490 jaren verschrikkingen;
vooraf daarin na te gaan of de straffen ook voor òns gelden;
bijzonder aandacht te besteden aan het weer levend worden, terwijl anderen dood blijven;
onze toekomst te zien in de profetieën waarnaar Jezus verwijst!

Het Ongehoorzaam aan God zijn
Leviticus 26.14-39:

14 Maar als u niet naar Mij luistert en al deze geboden niet doet,
15 als u Mijn verordeningen verwerpt en als uw ziel van Mijn bepalingen walgt, zodat u geen enkele van Mijn geboden doet door Mijn verbond te verbreken,
16 dan zal Ik Zelf dit met u doen:
Ik zal verschrikking over u brengen, tering en koorts, die uw ogen doen bezwijken en uw leven doen wegkwijnen. U zult uw zaad voor niets zaaien, want uw vijanden zullen het opeten.
17 Ik zal Mijn aangezicht tegen u keren, zodat u door uw vijanden verslagen wordt. Zij die u haten, zullen over u heersen. U zult op de vlucht slaan, terwijl niemand u achtervolgt.
18 Als u dan ondanks dit alles nog niet naar Mij luistert, dan zal Ik u vanwege uw zonden zeven keer erger straffen.
19 Ik zal de trots op uw eigen kracht breken. Ik zal uw hemel als ijzer maken en uw aarde als brons. 20 Uw kracht zal voor niets verbruikt worden, uw land geeft zijn opbrengst niet en de bomen op het land geven hun vruchten niet.
21 Als u dan tegen Mij blijft ingaan en niet naar Mij wilt luisteren, dan zal Ik u overeenkomstig uw zonden zeven keer harder slaan.
22 Ik zal de dieren van het veld op u afsturen en die zullen u van kinderen beroven, uw vee uitroeien en u in aantal zó verminderen, dat uw wegen er verlaten bij liggen.
23 En als u zich hierdoor nog niet laat bestraffen en tegen Mij blijft ingaan,
24 dan zal Ik Zelf ook tegen u ingaan en zal Ik Zelf u vanwege uw zonden ook zeven keer harder slaan.
25 Dan breng Ik het zwaard over u, dat de wraak van het verbond voltrekt. Wanneer u zich dan in uw steden verzamelt, zal ik de pest in uw midden sturen. U zult in de hand van de vijand overgegeven worden.
26 Wanneer Ik het u aan brood laat ontbreken, dan zullen tien vrouwen uw brood in één oven bakken en zij zullen uw brood in afgewogen hoeveelheden moeten teruggeven. U zult eten, maar niet verzadigd worden.
27 Als u dan hierom nog niet naar Mij luistert en u tegen Mij blijft ingaan,
28 dan zal Ik met grimmigheid tegen u ingaan en zal Ik Zelf u vanwege uw zonden ook zeven keer erger straffen.
29 U zult dan het vlees van uw eigen zonen eten, en het vlees van uw eigen dochters zult u eten.
30 Ik zal uw offer hoogten wegvagen en uw wierookaltaren uitroeien. Ik zal uw dode lichamen op de dode lichamen van uw stinkgoden werpen en Mijn ziel zal van u walgen.
31 Ik zal van uw steden een puinhoop maken en uw heiligdommen verwoesten. Ik wil de aangename geur van uw offers niet ruiken.
32 Ik Zelf zal het land verwoesten, zodat uw vijanden die daarin zijn gaan wonen, zich erover zullen ontzetten.
33 Ik zal u dan onder de heidenvolken verstrooien en Ik zal achter u een zwaard trekken. Uw land zal een woestenij worden en uw steden een puinhoop.
34 Dan zal het land behagen scheppen in zijn sabbats jaren, alle dagen dat het verwoest ligt en u in het land van uw vijanden bent. Dan zal het land rusten en zal het behagen scheppen in zijn sabbats jaren.
35 Alle dagen dat het verwoest ligt, zal het rusten, omdat het niet rustte gedurende uw sabbatten, toen u het bewoonde.
36 En wie van u overgebleven zijn, zal Ik in de landen van hun vijanden angst inboezemen, zodat het geritsel van een opdwarrelend blaadje hen al opjagen zal. Zij zullen op de vlucht slaan alsof ze voor een zwaard op de vlucht slaan, en neervallen, terwijl niemand hen opjaagt.
37 Zij zullen over elkaar struikelen alsof ze zich voor een zwaard uit de voeten maken, terwijl niemand hen opjaagt. U zult geen stand kunnen houden tegen uw vijanden,
38 maar u zult omkomen onder de heidenvolken en het land van uw vijanden zal u verslinden.
39 En wie van u overgebleven zijn, zullen vanwege hun ongerechtigheid wegkwijnen in de landen van uw vijanden. Ja, ook vanwege de ongerechtigheden van hun vaderen zullen zij met hen wegkwijnen.
heeft ernstige gevolgen.
Israël is om hun afgodsdiensten gedeporteerd naar Babel. God wil hen kastijden en hen 70 jaar lang
Daniël 9.1-3
1. In het eerste jaar van Darius, de zoon van Ahasveros, uit het geslacht der Meden, die heerser gemaakt werd over het koninkrijk van de Chaldeeën,
2. in het eerste jaar, toen zijn regering aanving, begreep ik, Daniël, uit de Schrif­ten het getal der jaren, dat zo luidde het woord des Heren tot Jeremia, de profeet - de zeventig jaren over de ruïnes van Jeruzalem voleindigde.
3. Daarom richtte ik mijn aangezicht tot de Here God, om te pleiten in gebed en smeekbede, in zak en as
.

Daniël begrijpt uit ‘de Schriften’
Met deze aanduiding wordt niet het gehele Oude Testament bedoeld. Het betreft hier een collectie boekrollen die bekend stond onder de
naam basseparim die door de joden van die tijd heilig werden bevonden. Daarvan was ook het boek Jeremia een onderdeel.

De profeet Daniël was een kenner van de Schriften en kende de profetieën van Jeremia. Er is echter sprake van verschillende profe-tieën over de zeventig jaren. Het lijkt er sterk op, dat de profeet nu pas het rechte inzicht daarover ontvangt. Het is God zelf, die hem deze kennis openbaart.
De profeet Daniël, Deel 1, Kanttekeningen 5b / Wood, pagina 232 en 233 / Redditt, pagina 152

Het woord van Jeremia dat hier bedoeld wordt, vinden we in hoofdstuk 29.10:
Want zo zegt de Here: Neen, als voor Babel zeventig jaren voorbij zullen zijn, dan zal ik naar u omzien en mijn heilrijk woord aan u in vervulling doen gaan door u naar deze plaats (= Jeruzalem) terug te brengen.

De zeventig jaren die hier bedoeld worden, blijken betrekking te hebben op de ruïnes van Jeruzalem.
De verwoesting van de stad Jeruzalem vond grotendeels in 587 v. Chr. plaats en werd in wezen voltooid met de verwoesting van de tempel in 586 v. Chr.
(Beegle, pagina 113 / Dee & Schoneveld, Deel 1, pagina 320 / Gaebelein, pagina 107).

Een goddelijke wijze van tellen
Vanuit menselijke overwegingen gerekend zou men de periode van 70 jaren afmeten aan de feitelijke ballingschap van het volk Juda.
Als startdatum zou bijvoorbeeld 605 v. Chr. kunnen fungeren, toen een kleine groep ballingen door koning Nebukadnezar werd weggevoerd. Een tweede mogelijkheid en nog wat meer voor de hand liggend zou 597 v. Chr. zijn, de eerste grote wegvoering.
Beide data worden echter genegeerd. De startdatum wordt gesteld op 586 v. Chr., de verwoesting van de tempel. De afloop van de periode van 70 jaar op 516 v. Chr.

De ballingschap van God
De ballingschap betreft dus de periode dat Gods heiligdom verwoest lag, niet de ballingschap van het volk Juda. Daarmee wordt haarfijn duidelijk gemaakt waar het hier om gaat. Het is Gods eer die de maat stelt. Die is in het geding.
We kunnen dus beter van de ballingschap van God spreken, niet van de ballingschap van Juda die een straf voor een zondig verleden was. Het gebed van Daniël onderstreept deze stelling nadrukkelijk.

Gaan we uit van 586 v. Chr. (de verwoesting van de tempel) en tellen we daar de geprofeteerde 70 jaar bij, dan komen we op 516 v. Chr. Dat is één jaar voor de voltooiing van de tempel, zoals dat in Ezra 6.16 beschreven wordt: De Israëlieten, de priesters, de Levieten en de overige ballingen verrichtten de inwijding van dit huis van God met vreugde.

Een simpele verklaring
Sommigen stellen dat de afwijking van één jaar te maken heeft met een verschillende manier van tellen, zoals die bestond tussen Juda en Babylon.
Er is echter een veel simpeler oplossing. Er wordt hier gesproken van: als voor Babel zeventig jaren voorbij zullen zijn. De ballingschap zelf betrof zeventig jaren. Dat maakt het jaar van herstel tot het één en zeventigste jaar, precies zoals de profetie stelt.
Het heeft echter weinig zin een futiel verschil tot belangrijk probleem te verheffen en diepgaand te becommentariëren. De strekking van de tekst is wel duidelijk.
Lees ook: Ezra 1.1 / 2 Kronieken 36.21 en 22
(Walvoord, pagina 203 / De profeet Daniël, Deel I, Introductie A, Repliek 7)


in ballingschap houden, Jeremia 25.7-11
Maar u hebt naar Mij niet geluisterd, spreekt de HEERE, zodat u Mij tot toorn verwekte met het werk van uw handen, uzelf ten kwade.
8 Daarom, zo zegt de HEERE van de legermachten: Omdat u niet naar Mijn woorden hebt geluisterd,
9 zie, Ik ga een boodschap zenden en Ik zal alle geslachten uit het noorden halen, spreekt de HEERE, en ook een boodschap zenden naar Nebukadrezar, de koning van Babel, Mijn dienaar. Ik zal hen over dit land brengen, over zijn inwoners en over al deze volken rondom. Ik zal hen slaan met de ban en hen stellen tot een verschrikking, tot een aanfluiting, en tot langdurige puinhopen.
10 Ik zal uit hun midden doen verdwijnen de stem van de vreugde, de stem van de blijdschap, de stem van de bruidegom en de stem van de bruid, het geluid van de molenstenen en het licht van de lamp.
11 Dan zal heel dit land worden tot een puinhoop, tot een verschrikking. Deze volken zullen de koning van Babel zeventig jaar dienen."
en Jeremia 29.8-10
"Want zo zegt de HEERE van de legermachten, de God van Israël: Laten uw profeten die in uw midden zijn, en uw waarzeggers u niet bedriegen. Luister niet naar uw dromers die u laat dromen,
9 want met leugen profeteren zij tegen u in Mijn Naam. Ik heb hen niet gezonden, spreekt de HEERE.
10 Want zo zegt de HEERE: Voorzeker, pas wanneer zeventig jaren in Babel voorbij zijn, zal Ik naar u omzien en over u Mijn goede woord gestand doen, door u terug te brengen naar deze plaats."
.
Daniël als balling, leest in Jeremia 25 en 29 dat de 70 jaren ballingschap ten einde zijn. Hij bidt God met belijden van de zonde van het volk, Daniël 9.1-9
In het eerste jaar van Darius, de zoon van Ahasveros, uit het geslacht van de Meden, die koning gemaakt was over het koninkrijk van de Chaldeeën,
2 in het eerste jaar van zijn regering, merkte ik, Daniël, in de boeken het aantal jaren op waarover het woord van de HEERE tot de profeet Jeremia gekomen was: zeventig jaar zouden na de verwoesting van Jeruzalem voorbij moeten gaan.
3 Ik richtte mijn gezicht tot de Heere God, om Hem te zoeken in gebed en met smeekbeden, met vasten, en in zak en as.
4 Ik bad tot de HEERE, mijn God, en deed belijdenis en zei: Och Heere, grote en ontzagwekkende God, Die Zich houdt aan het verbond en de goedertierenheid ten aanzien van hen die Hem liefhebben en Zijn geboden in acht nemen,
5 wij hebben gezondigd, wij hebben onrecht gedaan, wij hebben goddeloos gehandeld, wij zijn in opstand gekomen door af te wijken van Uw geboden en bepalingen.
6 Wij hebben niet geluisterd naar Uw dienaren, de profeten, die in Uw Naam spraken tot onze koningen, onze vorsten en onze vaderen, en tot heel de bevolking van het land.
7 Bij U, Heere, is de gerechtigheid, maar bij ons de schaamte op het gezicht -zo is het heden ten dage bij de mannen van Juda, bij de inwoners van Jeruzalem en bij heel Israël, bij hen die dichtbij zijn en die ver weg zijn, in alle landen waarheen U hen verdreven hebt om hun trouwbreuk, die zij tegenover U gepleegd hebben.
8 Heere, bij ons staat de schaamte op het gezicht, bij onze koningen, bij onze vorsten, bij onze vaderen, omdat wij tegen U gezondigd hebben.
9 De Heere, onze God, is vol barmhartigheid en menigvuldige vergeving, hoewel wij tegen Hem in opstand zijn gekomen. Zie verder t/m vers 19"
of Hij Zijn beloften wil vervullen.
Dan wordt hem meegedeeld, dat alle overtredingen tegen de Heere, alle verdorvenheid en zonde nog niet verzoend zijn. Het volk Israël mag na de 70 jaren ballingschap terug naar hun land, maar het zal door hun ongehoorzaamheid nog 70 (jaar)weken
Leviticus 25.8: Verder moet u voor uzelf zeven sabbatsjaren tellen, zeven keer zeven jaar, zodat de perioden van de zeven sabbatsjaren negenenveertig jaar voor u zijn.
- Zeven sabbatsjaren vormen 49 jaren;
70 sabbatsjaren vormen 490 jaren.
"
duren voordat gehele verzoening heeft plaatsgevonden.
Na de 69 weken zal de Messias komen, maar worden uitgeroeid. Dan zal er een verbond van een week zijn, waarin een Hij of hij? het slachtoffer en graanoffer doet ophouden.
Hier treedt een bijzonder belangrijk verschil naar voren, tussen het calvinisme en andere gelovigen.
De calvinist ziet de persoon in vers 27 als Hij, Christus. De andere gelovigen zien deze als hij, de antichrist.

Ditzelfde doet zich ook voor in Openbaring 6.2, waar sprake is van een ruiter op een wit paard,
die door exegeten, al naar gelang hun inzicht als
‘Hij’ of ‘hij’ !
Herziene Statenvertaling:
Openbaring 6.2
En ik zag en zie, een wit paard, en Hij Die erop zat, had een boog. En Hem was een kroon gegeven en Hij trok uit, overwinnend en om te overwinnen.
Openbaring 19.11
En ik zag de hemel geopend, en zie, een wit paard, en Hij Die daarop zat, werd getrouw en waarachtig genoemd. En Hij oordeelt en voert oorlog in gerechtigheid.

Nederlands bijbelgenootschap 1951:
Openbaring 6.2
En ik zag, en zie, een wit paard, en die erop zat, had een boog en hem werd een kroon gegeven, en hij trok uit, overwinnende en om te overwinnen.
Openbaring 19.11
En ik zag de hemel geopend, en zie, een wit paard; en Hij, die daarop zat, wordt genoemd Getrouw en Waarachtig, en Hij, velt vonnis en voert oorlog in gerechtigheid.

Willebrord 1978:
Openbaring 6.2
En daar verscheen voor mijn ogen een wit paard, en die erop zat droeg een boog en hem werd een kroon gegeven, en hij reed weg, zegevierend en om zege te behalen.
Openbaring 19.11
Toen zag ik de hemel open, en daar was een wit paard, en zijn berijder heet ‘Getrouw en Waarachtig’, en Hij oordeelt en voert oorlog met gerechtigheid.

Het Boek:
Openbaring 6.2
Verder zag ik een wit paard! Op het paard zat iemand met een boog in zijn hand en hij kreeg een kroon op zijn hoofd. Hij trok erop uit als overwinnaar naar zijn volgende overwinning.
Openbaring 19.11
Ik zag de hemel opengaan en plotseling zag ik een wit paard. Hij die erop zat, heet Trouw en Oprechtheid. In Zijn oordeel en in de strijd is Hij rechtvaardig.
wordt omschreven.
Iedere exegeet — het kan niet anders — is het eens met ‘Die op het paard zit’ in Openbaring 19.11. Het verschil in exegese is dus Openbaring 6.2. Dit verschil wordt besproken in Hij of hij (tweede deel).


Drie vertalingen van Daniël 9.24-27
1.
De Staten vertaling
2.
Herziene Staten Vertaling
3.
Vertaling Van de Weerd **

24 Zeventig weken zijn bestemd over uw volk, en over uw heilige stad, om de over-treding te sluiten, en om de zonden te verzegelen, en om de ongerechtigheid te ver-zoenen, en om een eeuwige gerechtigheid aan te brengen, en om het gezicht, en de profeet te verzegelen, en om de heiligheid van de heiligheden te zalven.


25 Weet dan, en versta: van de uitgang van het woord, om te doen weerkeren, en om Jeru-zalem te bouwen, tot op Messias, de Vorst, zijn zeven weken, en twee en zestig weken; de straten, en de grachten zullen weer gebouwd worden, doch in benauwdheid van de tijden.

26 En na die twee en zestig weken zal de Messias uitge-roeid worden, maar het zal niet voor Hem zelf zijn; en een volk van de vorsten, hetwelk komen zal, zal de stad en het heiligdom verderven, en zijn einde zal zijn met een overstromende vloed, en tot het einde toe zal er oorlog zijn, en vast besloten verwoestingen.

27 En hij zal velen het verbond versterken een week; en in de helft van de week zal hij het slachtoffer en het spijsoffer doen ophouden, en over de gruwelijke vleugel zal een verwoester zijn, ook tot de voleinding toe, die vast beslo-ten zijnde, zal uitgestort worden over de verwoeste.















24 Zeventig weken zijn er bepaald over uw volk en uw heilige stad, om de overtreding te beëindigen, de zonden te verzegelen, de ongerechtigheid te verzoenen, om een eeuwige gerechtigheid tot stand te brengen, om visioen en profeet te verzegelen, en om de Heiligheid van heiligheden te zalven.


25 U moet weten en begrijpen: vanaf de tijd dat het woord uitgaat om te laten terugkeren en om Jeruzalem te herbouwen tot op Messias, de Vorst, verstrijken er zeven weken en tweeënzestig weken. Plein en gracht zullen opnieuw gebouwd worden, maar wel in benauwde tijden.

26 Na de tweeënzestig weken zal de Messias uitgeroeid worden, maar het zal niet voor Hemzelf zijn. Een volk van een vorst, een volk dat komen zal, zal de stad en het heiligdom te gronde richten. Het einde er-van zal zijn in de overstro-mende vloed en tot het einde toe zal er oorlog zijn, ver-woestingen waartoe vast besloten is.

27 Hij zal voor velen het verbond versterken, één week lang. Halverwege de week zal Hij slachtoffer en graanoffer doen ophouden. Over de gru-welijke vleugel zal een ver-woester zijn, zelfs tot aan de voleinding, die, vastbesloten, uitgegoten zal worden over de verwoeste.













24 Zeventig weken zijn bepaald betreffende uw volk en betreffende de stad van uw heiligheid, om de overtre-dingen te beëindigen en een einde te maken aan zonde, maar ook om verdorvenheid te verzoenen en de eeuwen der rechtvaardigheid te verwer-ven. En tevens, om het profetisch visioen te verze-gelen en de heiligste van de heiligen te zalven.

25 U zult weten en verstaan: vanaf de uitgifte van het decreet, om Jeruzalem te her-stellen en te herbouwen, tot op de Messias, de Vorst, zijn zeven weken en tweeënzestig weken. Het zal hersteld en herbouwd worden, zowel straat als walgracht, echter in be-nauwdheid der tijden.

26.1* En na de tweeënzestig weken zal de Messias worden afgesneden en er zal niets tegen hem zijn. Dan zullen de troepen, van een heerser in opkomst, de stad en het heiligdom verwoesten. En zijn einde zal zijn gelijk de Vloed.

26.2=27a* Naar het einde toe, zo is het beschikt, zal er een verwoestende oorlog zijn.

27b Dan zal hij een verbond, voor één week, met de meerderheid bevestigen. Maar in het midden van de week zal hij een einde maken aan het brengen van slachtoffers en kleine offers.
En op een pinakel (van de tempel) zal een afschuwelijks iets zijn, dat verwoesting ver-oorzaakt. En op het Einde zal - gelijk vast besloten is - het uitgestort worden op hetgene dat verwoest is.


* Van de Weerd plaatst vers 26.2 bij vers 27.
** Hij vertaald uit de NIVIHEOT ‘New International Version Interlineair Hebrew English Old Testament‘; voor-zover in overeenstemming met de grondtekst.









Hij of hij (2e deel)

bij de opening van het eerste zegel


De vertalers van de Statenvertaling hebben in de kanttekening de ruiter op het witte paard gezien als Christus, Die het evangelie over de wereld doet zegevieren.
Hoewel zij het 'hij' niet als 'Hij' weergeven, wordt toch aan 'Hij' de voorkeur gegeven.
De vertalers van de Herziene Statenvertaling, welken de Statenvertaling volgen, hebben daarom het 'hij' uit de SV, weergegeven als 'Hij'. Dit blijkt onjuist.

Drie vertalingen van Openbaring 6.1-10

En ik zag, toen het Lam een van de zegels geopend had, en ik hoorde een uit de vier dieren zeggen, als een stem van een donderslag: Kom! (en zie)1)

2 En ik zag, en ziet een wit paard, en Die daarop zat had een boog; en Hem is een kroon gegeven en Hij ging uit overwinnende en opdat Hij overwon!

3 En toen Het het tweede zegel geopend had, hoorde ik het tweede dier zeggen: Kom! (en zie)

4 En een ander paard ging uit, dat rood was; en die, die daarop zat, werd macht gegeven de vrede te nemen van de aarde; en dat zij elkaar zouden doden; en hem werd een groot zwaard gegeven.


5 En toen Het het derde zegel geopend had, hoorde ik het derde dier zeggen: Kom! (en zie) En ik zag, en ziet een zwart paard, en die daarop zat, had een weegschaal in zijn hand.

6 En ik hoorde een stem in het midden van de vier dieren, die zei: Een maatje tarwe voor een penning, en drie maatjes gerst voor een penning; en beschadig de olie en de wijn niet.

7 En toen Het het vierde zegel geopend had, hoorde ik een stem van het vierde dier, die zei: Kom! (en zie)

8 En ik zag, en ziet een vaal paard, en die daarop zat, zijn naam was de dood; en de hel volgde hem na. En hun werd macht gegeven om te doden tot het vierde deel van de aarde, met zwaard, en met honger, en met de dood, en door de wilde beesten van de aarde.


9 En toen Het het vijfde zegel geopend had, zag ik onder het altaar de zielen van hen die gedood waren om het Woord van God en om de getuigenis, die zij hadden.


10 En zij riepen met grote stem, en zeiden: Hoelang o heilige en waarachtige Heerser, oordeelt en wreekt U ons bloed niet van hen die op de aarde wonen?



En ik zag hoe het Lam het eerste van de zegels opende en ik hoorde een van de vier dieren met een stem als van een donderslag zeggen: Kom! (en zie)

2 En ik zag en zie, een wit paard, en Hij Die erop zat, had een boog. En Hem was een kroon gegeven en Hij trok uit, overwinnend en om te over-winnen.

3 En toen het Lam het tweede zegel geopend had, hoorde ik het tweede dier zeggen: Kom! (en zie)

4 En een ander paard, dat rood was, trok uit, en aan hem die erop zat, werd macht gegeven de vrede van de aarde weg te nemen, en te maken dat men elkaar zou afslachten. En hem werd een groot zwaard gegeven.

5 En toen het Lam het derde zegel geopend had, hoorde ik het derde dier zeggen: Kom! (en zie) En ik zag, en zie, een zwart paard, en hij die erop zat, had een weegschaal in zijn hand.

6 En ik hoorde te midden van de vier dieren een stem zeggen: Een maat tarwe voor een penning en drie maten gerst voor een penning. En breng de olie en de wijn geen schade toe.

7 En toen het Lam het vierde zegel geopend had, hoorde ik de stem van het vierde dier zeggen: Kom! (en zie)

8 En ik zag, en zie: een grauw paard en die erop zat, zijn naam was de dood, en het rijk van de dood volgde hem. En hun werd macht gegeven over het vierde deel van de aarde om te doden met het zwaard, met honger, met de dood en door de wilde dieren van de aarde.

9 En toen het Lam het vijfde zegel geopend had, zag ik onder het altaar de zielen van hen die geslacht waren omwille van het Woord van God, en omwille van het getuigenis dat zij hadden.

10 En zij riepen met luide stem: Tot hoelang, heilige en waarachtige Heerser, oordeelt en wreekt U ons bloed niet aan hen die op de aarde wonen?


En ik zag toe toen het lam het eerste van de zeven zegels opende en ik hoorde het eerste van de vier levende wezens roepen met een stem als van een donderslag: kom!

2 En ik zag, en zie: een wit paard, en die daarop gezeten was, had een boog. En hem werd een kroon gegeven en hij trok uit als overwinnaar om te overwinnen.

3 En toen hij het tweede zegel opende, hoorde ik het tweede levende wezen roepen: kom!

4 En een ander paard, vuurrood, trok uit. En aan hem die erop gezeten was, werd het gegeven de vrede van de aarde weg te nemen, zodat men elkaar zou afslachten, en hem werd een groot zwaard gegeven.

5 En toen hij het derde zegel opende, hoorde ik het derde levende wezen zeggen: kom! En ik zag, en zie: een zwart paard, en die daarop gezeten was had een weegschaal in zijn hand.

6 En ik hoorde iets als een stem te midden van de vier levende wezens zeggen: een maat tarwe voor een dagloon en drie maten gerst voor een dagloon, en breng geen schade toe aan de olie en de wijn!

7 En toen hij het vierde zegel opende, hoorde ik de stem van het vierde levende wezen roepen: kom!

8 En ik zag, en zie: een vaal paard, en die daarop gezeten was, diens naam was ‘de dood’, en het dodenrijk volgde hem; hun werd macht gegeven over het vierde deel van de aarde om te doden met het zwaard en met de honger en de pest en door de beesten van de aarde.

9 En toen hij het vijfde zegel opende, zag ik onder het altaar de zielen van hen die geslacht zijn vanwege het woord Gods en het getuigenis dat zij hadden.


10 En zij schreeuwden met grote stem, zeggend: hoe lang nog, Meester, heilige en waarachtige, voordat gij oordeelt en ons bloed wreekt aan hen die op de aarde wonen?






Profetie over de kleine hoorn
De kleine hoorn is hij, de antichrist.

Daniël profeteert:

Daniël 7.8, 21
8 Terwijl ik nadacht over de horens, zie! daar verscheen nog een horen, een kleine. Het schoot daartussen op en drie van de eerste horens werden daardoor ontworteld.

Plotseling, zie, daar verschenen ogen op de horen, zoals ogen van een mens en tevens een mond die huichelachtig bijtende woorden sprak. Bijten(de): נשׁך nashak, waarvan het Griekse equavalent δακνω dakno, bijten
Galaten 5.15 Maar als u elkaar bijt en verslindt, pas dan op dat u niet door elkaar verteerd wordt.
is.

21 Ik keek gespannen toe, terwijl die ene horen oorlog voerde tegen de heiligen en de overhand over hen kreeg.

Want:
Openbaring 6.2
En ik zag hoe het Lam het eerste van de zegels opende (……)
ik zag en zie, een wit paard, en hij die erop zat, had een boog. En hem was een kroon gegeven en hij trok uit, overwinnend en om te overwinnen.

Waartoe trekt hij uit? Wie overwint hij? ……
Openbaring 6.9, 10
9 En toen het Lam het vijfde zegel geopend had, zag ik onder het altaar de zielen van hen die geslacht waren omwille van het Woord van God, en omwille van het getuigenis dat zij hadden.
10 En zij riepen met luide stem: Tot hoelang, heilige en waarachtige Heerser, oordeelt en wreekt U ons bloed niet aan hen die op de aarde wonen? >
Daniël 8.23-24
23 Doch op het laatste van hun koninkrijk, als de afvalligen het op het hoogste zullen gebracht hebben, zo zal er een koning opstaan, stijf van aangezicht en raadselen verstaande.
24 En zijn kracht zal sterk worden; doch niet door zijn kracht. En hij zal wonderlijk verderven, en zal geluk hebben, en zal het doen; en hij zal de sterken, als ook het volk van de heiligen verderven.


Daniël 8.25
25 En door zijn verstandigheid zal hij de bedriegerij doen groeien in zijn hand; en hij zal zich in zijn hart verheffen; en in stille rust zal hij er velen verderven; en hij zal opstaan tegen de Vorst der vorsten. Doch hij zal zonder hand verbroken worden."
Dit is … De ruiter op het witte paard , want…

Daniël 11.21
“Daarna zal er een verachte in zijn plaats staan, wie men de koninklijke waardigheid niet zal geven; doch hij zal in stilheid komen, en het koninkrijk door listen bemachtigen".

Sluwe berekening, snel doortastend optreden, niets ontziende zelfzucht, grote mensenkennis, en onvergelijkelijke vaardigheid om van andere mensen zo listig mogelijk gebruik te maken — ziedaar de eigenschappen, die bij de troonsbestijging van deze “verachte" aan de dag kwamen.
Diezelfde eigenschappen zullen het ook zijn, die zijn tegenbeeld zo onbeschrijfelijk gevaarlijk zullen maken. Nog veel meer dan door geweld zal de Antichrist zijn tienduizenden verderven door bedrog, list, en verleiding.
En ook van hem wordt hier geprofeteerd — wat ook elders min of meer te verstaan gegeven wordt — dat hij terwijl niemand het verwacht, opeens zich zal weten in te dringen en op te werken, niet rustend voor hij de troon van het grote wereldrijk heeft bemachtigd. Dan zal hij onweerstaanbaar zijn; alle verzet zal vruchteloos blijken.

Daniël 11.22
“En de armen van de overstroming zullen van voor zijn aangezicht weggespoeld worden, en zij zullen gebroken worden, en ook een vorst van het verbond."

Al komen er legers opzetten, die als een vloed het land overstromen, ze zullen even snel teruggeslagen worden als ze ten aanval naderden ! - Zo is het gegaan met de tegenstanders van Antiochus. Zo zal het gaan met de Antichrist; ook hij zal grote, schitterende overwinningen behalen, waardoor het verzet van zijn vijanden geheel gebroken zal worden, en waardoor hij tot onbetwiste heerschappij zal komen. één van de dingen, die de wereld aan zijn voeten brengt, is juist de bewondering voor zijn overwinnelijke kracht:
“wie is dit beest gelijk? Wie kan daar strijd tegen voeren ?" Op 13.4.

Daniël 11.24
“Met stilheid zal hij ook in de vette plaatsen van het landschap komen, en hij zal doen, wat zijn vaders of de vaders van zijn vaders niet gedaan hebben; roof en buit en goederen zal hij onder hen uitstrooien, en hij zal tegen de vestingen zijn plannen smeden, doch tot een zekere tijd toe."

Egypte heeft dat ondervonden. Daar wist Antiochus door vele valse middelen zo grote invloed te krijgen, dat Ptoleméus VI geheel van hem afhankelijk werd.

Jezus verwijst naar Daniël
in Mattheüs 24.15 en Markus 13.14
Wanneer u dan de gruwel van de verwoesting, waarvan gesproken is door de profeet Daniël, zult zien staan op de heilige plaats - laat hij die het leest, daarop letten!


Het Lam wordt eer toegebracht
Openbaring 5.6-14
6 En ik zag, en zie: te midden van de troon en van de vier dieren en te midden van de ouderlingen stond een Lam als geslacht, met zeven horens en zeven ogen.
Dat zijn de zeven Geesten van God, die uitgezonden zijn over heel de aarde.
7 En Het kwam, en heeft de boekrol genomen uit de rechter van Hem Die op de troon zat.
8 En toen Het de boekrol genomen had, wierpen de vier dieren en de vierentwintig ouderlingen zich vóór het Lam neer. Zij hadden elk een citer en gouden schalen vol reukwerk. Dit zijn de gebeden van de heiligen.
9 En zij zongen een nieuw lied en zeiden: U bent het waard om de boekrol te nemen en zijn zegels te openen, want U bent geslacht en hebt ons voor God gekocht met Uw bloed, uit elke stam, taal, volk en natie.
10 En U hebt ons voor onze God gemaakt tot koningen en priesters, en wij zullen als koningen regeren over de aarde.
11 En ik zag, en hoorde een geluid van vele engelen rondom de troon, van de dieren en van de ouderlingen. En hun aantal bedroeg tienduizenden tienduizendtallen en duizenden duizendtallen.
12 En zij zeiden met luide stem: Het Lam Dat geslacht is, is het waard om de kracht te ontvangen, en rijkdom, wijsheid, sterkte, eer, heerlijkheid en dankzegging.
13 En elk schepsel dat in de hemel, op de aarde, onder de aarde en op de zee is, en alles wat daarin is, hoorde ik zeggen: Aan Hem Die op de troon zit, en aan het Lam is de dankzegging, de eer, de heerlijkheid en de kracht in alle eeuwigheid.
14 En de vier dieren zeiden: Amen. En de vierentwintig ouderlingen wierpen zich neer en aanbaden Hem Die leeft in alle eeuwigheid.


Stel dat Hij Die op de troon zit; hulde en eer, ook van de vier wezens ontvangt, maar nu door één van die wezens (een van de dieren), het bevel ontvangt om op een wit paard uit te rijden? Het is onmogelijk dat het schepsel de Schepper bevelen geeft.
Als men zegt: “ja maar de voorstelling van ‘het Lam’ is slechts symbolisch op te vatten", dan moet geantwoord worden: “is de ruiter en het witte paard dan niet symbolisch?"
Als beiden ‘slechts’ een symbolische voorstelling inhouden, dan is het onderscheid tussen ‘het Lam’ en het bevel van één van de wezens aan het Lam óók tè groot om serieus te worden genomen.
Bovendien is het boek wat het Lam in Zijn rechter houdt, blijkens de inhoud een boek met oordelen, met als resultaat het 9e vers, waar bij opening van het vijfde zegel, de geslachten zielen om het woord van God te zien zijn.

Openbaring 6.1-9
En ik zag hoe het Lam het eerste van de zegels opende en ik hoorde een van de vier dieren met een stem als van een donderslag zeggen: Kom! [en zie]
2 En ik zag en zie, een wit paard, en Hij Die erop zat, had een boog. En Hem was een kroon gegeven en Hij trok uit, overwinnend en om te overwinnen.
3 En toen het Lam het tweede zegel geopend had, hoorde ik het tweede dier zeggen: Kom en zie!
4 En een ander paard, dat rood was, trok uit, en aan hem die erop zat, werd macht gegeven de vrede van de aarde weg te nemen, en te maken dat men elkaar zou afslachten. En hem werd een groot zwaard gegeven.
5 En toen het Lam het derde zegel geopend had, hoorde ik het derde dier zeggen: Kom en zie! En ik zag, en zie, een zwart paard, en hij die erop zat, had een weegschaal in zijn hand.
6 En ik hoorde te midden van de vier dieren een stem zeggen: Een maat tarwe voor een penning en drie maten gerst voor een penning. En breng de olie en de wijn geen schade toe.
7 En toen het Lam het vierde zegel geopend had, hoorde ik de stem van het vierde dier zeggen: Kom en zie!
8 En ik zag, en zie: een grauw paard en die erop zat, zijn naam was de dood, en het rijk van de dood volgde hem. En hun werd macht gegeven over het vierde deel van de aarde om te doden met het zwaard, met honger, met de dood en door de wilde dieren van de aarde.



Let op!
1.
Door ‘Hij’ i.p.v. ‘hij’ te exegetiseren, zoals de SV en HSV doen, in Daniël 9.27, wordt geloochend:
a. de komst van de antichrist vóór Christus’ tweede komst;
b. de tweede komst van Christus om peroonlijk te regeren;
c. de bekering van geheel Israël.

2.
Door ‘Hij’ i.p.v. ‘hij’ te exegetiseren, zoals de SV en HSV doen, in Openbaring 6.2, wordt:
a. aan een schepsel macht gegeven, Christus te bevelen;
b. door het resultaat in vers 9, aan Christus toe te wijzen, want:
c. het resultaat van de berijder van vers 2 zijn de zielen die voor het Woord van God zijn geslacht. Dit is zijn overwinning !
En toen het Lam het vijfde zegel geopend had, zag ik onder het altaar de zielen van hen die geslacht waren omwille van het Woord van God, en omwille van het getuigenis dat zij hadden, Openbaring 6.9.

Dus:
géén Hij, maar hij!





1) Aan het slot van het vers verschillen de handschriften van elkaar. Degene die geroepen wordt is ofwel een ruiter of Johannes. De tekstvariant ‘kom en kijk’ (erchoukaiblepe, ook in vs.3,5 en 7) houdt in dat Johannes degene is die geroepen wordt; de variant ‘kom en zie’ (erchoukaiide) verschilt hier niet wezenlijk van.
Maar waarschijnlijk moeten we uitgaan van een tekst met alleen ‘kom’ (erchou), omdat deze door de handschriften beter gesteund wordt. In dat geval lezen we in dit vers en in vs.3, 5 en 7 dat er telkens een ruiter wordt geroepen door één van de levende wezens.
Commentaar Centrum voor Bijbelstudie op Openbaring 6.1.

© D.C. Bokkers voor opstelling en merendeel teksten


1   2   3   4   Volgende