bij de zeventigste jaarweek Tekst in dit lettertype geeft bij muisaanwijzing — in een enkel geval door klikken — meerdere informatie Aanbevolen wordt: teksten en verbanden te raadplegen van de 70 jarige deportatie en de 490 jaren verschrikkingen; vooraf daarin na te gaan of de straffen ook voor òns gelden; bijzonder aandacht te besteden aan het weer levend worden, terwijl anderen dood blijven; onze toekomst te zien in de profetieën waarnaar Jezus verwijst! Het Ongehoorzaam aan God zijn
Leviticus 26.14-39:
14 Maar als u niet naar Mij luistert en al deze geboden niet doet, 15 als u Mijn verordeningen verwerpt en als uw ziel van Mijn bepalingen walgt, zodat u geen enkele van Mijn geboden doet door Mijn verbond te verbreken, 16 dan zal Ik Zelf dit met u doen: Ik zal verschrikking over u brengen, tering en koorts, die uw ogen doen bezwijken en uw leven doen wegkwijnen. U zult uw zaad voor niets zaaien, want uw vijanden zullen het opeten. 17 Ik zal Mijn aangezicht tegen u keren, zodat u door uw vijanden verslagen wordt. Zij die u haten, zullen over u heersen. U zult op de vlucht slaan, terwijl niemand u achtervolgt. 18 Als u dan ondanks dit alles nog niet naar Mij luistert, dan zal Ik u vanwege uw zonden zeven keer erger straffen. 19 Ik zal de trots op uw eigen kracht breken. Ik zal uw hemel als ijzer maken en uw aarde als brons. 20 Uw kracht zal voor niets verbruikt worden, uw land geeft zijn opbrengst niet en de bomen op het land geven hun vruchten niet. 21 Als u dan tegen Mij blijft ingaan en niet naar Mij wilt luisteren, dan zal Ik u overeenkomstig uw zonden zeven keer harder slaan. 22 Ik zal de dieren van het veld op u afsturen en die zullen u van kinderen beroven, uw vee uitroeien en u in aantal zó verminderen, dat uw wegen er verlaten bij liggen. 23 En als u zich hierdoor nog niet laat bestraffen en tegen Mij blijft ingaan, 24 dan zal Ik Zelf ook tegen u ingaan en zal Ik Zelf u vanwege uw zonden ook zeven keer harder slaan. 25 Dan breng Ik het zwaard over u, dat de wraak van het verbond voltrekt. Wanneer u zich dan in uw steden verzamelt, zal ik de pest in uw midden sturen. U zult in de hand van de vijand overgegeven worden. 26 Wanneer Ik het u aan brood laat ontbreken, dan zullen tien vrouwen uw brood in één oven bakken en zij zullen uw brood in afgewogen hoeveelheden moeten teruggeven. U zult eten, maar niet verzadigd worden.
27 Als u dan hierom nog niet naar Mij luistert en u tegen Mij blijft ingaan,
28 dan zal Ik met grimmigheid tegen u ingaan en zal Ik Zelf u vanwege uw zonden ook zeven keer erger straffen. 29 U zult dan het vlees van uw eigen zonen eten, en het vlees van uw eigen dochters zult u eten. 30 Ik zal uw offer hoogten wegvagen en uw wierookaltaren uitroeien. Ik zal uw dode lichamen op de dode lichamen van uw stinkgoden werpen en Mijn ziel zal van u walgen. 31 Ik zal van uw steden een puinhoop maken en uw heiligdommen verwoesten. Ik wil de aangename geur van uw offers niet ruiken. 32 Ik Zelf zal het land verwoesten, zodat uw vijanden die daarin zijn gaan wonen, zich erover zullen ontzetten. 33 Ik zal u dan onder de heidenvolken verstrooien en Ik zal achter u een zwaard trekken. Uw land zal een woestenij worden en uw steden een puinhoop. 34 Dan zal het land behagen scheppen in zijn sabbats jaren, alle dagen dat het verwoest ligt en u in het land van uw vijanden bent. Dan zal het land rusten en zal het behagen scheppen in zijn sabbats jaren. 35 Alle dagen dat het verwoest ligt, zal het rusten, omdat het niet rustte gedurende uw sabbatten, toen u het bewoonde. 36 En wie van u overgebleven zijn, zal Ik in de landen van hun vijanden angst inboezemen, zodat het geritsel van een opdwarrelend blaadje hen al opjagen zal. Zij zullen op de vlucht slaan alsof ze voor een zwaard op de vlucht slaan, en neervallen, terwijl niemand hen opjaagt. 37 Zij zullen over elkaar struikelen alsof ze zich voor een zwaard uit de voeten maken, terwijl niemand hen opjaagt. U zult geen stand kunnen houden tegen uw vijanden, 38 maar u zult omkomen onder de heidenvolken en het land van uw vijanden zal u verslinden. 39 En wie van u overgebleven zijn, zullen vanwege hun ongerechtigheid wegkwijnen in de landen van uw vijanden. Ja, ook vanwege de ongerechtigheden van hun vaderen zullen zij met hen wegkwijnen.
Israël is om hun afgodsdiensten gedeporteerd naar Babel. God wil hen kastijden en hen
70 jaar lang
Daniël 9.1-3 1. In het eerste jaar van Darius, de zoon van Ahasveros, uit het geslacht der Meden, die heerser gemaakt werd over het koninkrijk van de Chaldeeën, 2. in het eerste jaar, toen zijn regering aanving, begreep ik, Daniël, uit de Schriften het getal der jaren, dat zo luidde het woord des Heren tot Jeremia, de profeet - de zeventig jaren over de ruïnes van Jeruzalem voleindigde. 3. Daarom richtte ik mijn aangezicht tot de Here God, om te pleiten in gebed en smeekbede, in zak en as. Daniël begrijpt uit ‘de Schriften’ Met deze aanduiding wordt niet het gehele Oude Testament bedoeld. Het betreft hier een collectie boekrollen die bekend stond onder de naam basseparim die door de joden van die tijd heilig werden bevonden. Daarvan was ook het boek Jeremia een onderdeel. De profeet Daniël was een kenner van de Schriften en kende de profetieën van Jeremia. Er is echter sprake van verschillende profe-tieën over de zeventig jaren. Het lijkt er sterk op, dat de profeet nu pas het rechte inzicht daarover ontvangt. Het is God zelf, die hem deze kennis openbaart. De profeet Daniël, Deel 1, Kanttekeningen 5b / Wood, pagina 232 en 233 / Redditt, pagina 152 Het woord van Jeremia dat hier bedoeld wordt, vinden we in hoofdstuk 29.10: Want zo zegt de Here: Neen, als voor Babel zeventig jaren voorbij zullen zijn, dan zal ik naar u omzien en mijn heilrijk woord aan u in vervulling doen gaan door u naar deze plaats (= Jeruzalem) terug te brengen. De zeventig jaren die hier bedoeld worden, blijken betrekking te hebben op de ruïnes van Jeruzalem. De verwoesting van de stad Jeruzalem vond grotendeels in 587 v. Chr. plaats en werd in wezen voltooid met de verwoesting van de tempel in 586 v. Chr. (Beegle, pagina 113 / Dee & Schoneveld, Deel 1, pagina 320 / Gaebelein, pagina 107). Een goddelijke wijze van tellen Vanuit menselijke overwegingen gerekend zou men de periode van 70 jaren afmeten aan de feitelijke ballingschap van het volk Juda.
Als startdatum zou bijvoorbeeld 605 v. Chr.
kunnen fungeren, toen een kleine groep ballingen door koning Nebukadnezar werd weggevoerd. Een tweede mogelijkheid en nog wat meer voor de hand liggend zou 597 v.
Chr. zijn, de eerste grote wegvoering.
Beide data worden echter genegeerd. De startdatum wordt gesteld op 586 v. Chr., de verwoesting van de tempel. De afloop van de periode van 70 jaar op 516 v. Chr. De ballingschap van God De ballingschap betreft dus de periode dat Gods heiligdom verwoest lag, niet de ballingschap van het volk Juda. Daarmee wordt haarfijn duidelijk gemaakt waar het hier om gaat. Het is Gods eer die de maat stelt. Die is in het geding. We kunnen dus beter van de ballingschap van God spreken, niet van de ballingschap van Juda die een straf voor een zondig verleden was. Het gebed van Daniël onderstreept deze stelling nadrukkelijk. Gaan we uit van 586 v. Chr. (de verwoesting van de tempel) en tellen we daar de geprofeteerde 70 jaar bij, dan komen we op 516 v. Chr. Dat is één jaar voor de voltooiing van de tempel, zoals dat in Ezra 6.16 beschreven wordt: De Israëlieten, de priesters, de Levieten en de overige ballingen verrichtten de inwijding van dit huis van God met vreugde. Een simpele verklaring Sommigen stellen dat de afwijking van één jaar te maken heeft met een verschillende manier van tellen, zoals die bestond tussen Juda en Babylon. Er is echter een veel simpeler oplossing. Er wordt hier gesproken van: als voor Babel zeventig jaren voorbij zullen zijn. De ballingschap zelf betrof zeventig jaren. Dat maakt het jaar van herstel tot het één en zeventigste jaar, precies zoals de profetie stelt. Het heeft echter weinig zin een futiel verschil tot belangrijk probleem te verheffen en diepgaand te becommentariëren. De strekking van de tekst is wel duidelijk. Lees ook: Ezra 1.1 / 2 Kronieken 36.21 en 22 (Walvoord, pagina 203 / De profeet Daniël, Deel I, Introductie A, Repliek 7) Maar u hebt naar Mij niet geluisterd, spreekt de HEERE, zodat u Mij tot toorn verwekte met het werk van uw handen, uzelf ten kwade.
en
Jeremia 29.8-108 Daarom, zo zegt de HEERE van de legermachten: Omdat u niet naar Mijn woorden hebt geluisterd, 9 zie, Ik ga een boodschap zenden en Ik zal alle geslachten uit het noorden halen, spreekt de HEERE, en ook een boodschap zenden naar Nebukadrezar, de koning van Babel, Mijn dienaar. Ik zal hen over dit land brengen, over zijn inwoners en over al deze volken rondom. Ik zal hen slaan met de ban en hen stellen tot een verschrikking, tot een aanfluiting, en tot langdurige puinhopen. 10 Ik zal uit hun midden doen verdwijnen de stem van de vreugde, de stem van de blijdschap, de stem van de bruidegom en de stem van de bruid, het geluid van de molenstenen en het licht van de lamp. 11 Dan zal heel dit land worden tot een puinhoop, tot een verschrikking. Deze volken zullen de koning van Babel zeventig jaar dienen." "Want zo zegt de HEERE van de legermachten, de God van Israël: Laten uw profeten die in uw midden zijn, en uw waarzeggers u niet bedriegen. Luister niet naar uw dromers die u laat dromen, .9 want met leugen profeteren zij tegen u in Mijn Naam. Ik heb hen niet gezonden, spreekt de HEERE. 10 Want zo zegt de HEERE: Voorzeker, pas wanneer zeventig jaren in Babel voorbij zijn, zal Ik naar u omzien en over u Mijn goede woord gestand doen, door u terug te brengen naar deze plaats." Daniël als balling, leest in Jeremia 25 en 29 dat de 70 jaren ballingschap ten einde zijn. Hij bidt God met belijden van de zonde van het volk, Daniël 9.1-9
In het eerste jaar van Darius, de zoon van Ahasveros, uit het geslacht van de Meden, die koning gemaakt was over het koninkrijk van de Chaldeeën,
of Hij Zijn beloften wil vervullen.2 in het eerste jaar van zijn regering, merkte ik, Daniël, in de boeken het aantal jaren op waarover het woord van de HEERE tot de profeet Jeremia gekomen was: zeventig jaar zouden na de verwoesting van Jeruzalem voorbij moeten gaan. 3 Ik richtte mijn gezicht tot de Heere God, om Hem te zoeken in gebed en met smeekbeden, met vasten, en in zak en as. 4 Ik bad tot de HEERE, mijn God, en deed belijdenis en zei: Och Heere, grote en ontzagwekkende God, Die Zich houdt aan het verbond en de goedertierenheid ten aanzien van hen die Hem liefhebben en Zijn geboden in acht nemen, 5 wij hebben gezondigd, wij hebben onrecht gedaan, wij hebben goddeloos gehandeld, wij zijn in opstand gekomen door af te wijken van Uw geboden en bepalingen. 6 Wij hebben niet geluisterd naar Uw dienaren, de profeten, die in Uw Naam spraken tot onze koningen, onze vorsten en onze vaderen, en tot heel de bevolking van het land. 7 Bij U, Heere, is de gerechtigheid, maar bij ons de schaamte op het gezicht -zo is het heden ten dage bij de mannen van Juda, bij de inwoners van Jeruzalem en bij heel Israël, bij hen die dichtbij zijn en die ver weg zijn, in alle landen waarheen U hen verdreven hebt om hun trouwbreuk, die zij tegenover U gepleegd hebben. 8 Heere, bij ons staat de schaamte op het gezicht, bij onze koningen, bij onze vorsten, bij onze vaderen, omdat wij tegen U gezondigd hebben. 9 De Heere, onze God, is vol barmhartigheid en menigvuldige vergeving, hoewel wij tegen Hem in opstand zijn gekomen. Zie verder t/m vers 19" Dan wordt hem meegedeeld, dat alle overtredingen tegen de Heere, alle verdorvenheid en zonde nog niet verzoend zijn. Het volk Israël mag na de 70 jaren ballingschap terug naar hun land, maar het zal door hun ongehoorzaamheid nog 70 (jaar)weken
Leviticus 25.8: Verder moet u voor uzelf zeven sabbatsjaren tellen, zeven keer zeven jaar, zodat de perioden van de zeven sabbatsjaren negenenveertig jaar voor u zijn. duren voordat gehele verzoening heeft plaatsgevonden. - Zeven sabbatsjaren vormen 49 jaren; 70 sabbatsjaren vormen 490 jaren." Na de 69 weken zal de Messias komen, maar worden uitgeroeid. Dan zal er een verbond van een week zijn, waarin een Hij of hij? het slachtoffer en graanoffer doet ophouden. Hier treedt een bijzonder belangrijk verschil naar voren, tussen het calvinisme en andere gelovigen. De calvinist ziet de persoon in vers 27 als Hij, Christus. De andere gelovigen zien deze als hij, de antichrist. Ditzelfde doet zich ook voor in Openbaring 6.2, waar sprake is van een ruiter op een wit paard, die door exegeten, al naar gelang hun inzicht als ‘Hij’ of ‘hij’ !
Herziene Statenvertaling:
wordt omschreven. Openbaring 6.2 En ik zag en zie, een wit paard, en Hij Die erop zat, had een boog. En Hem was een kroon gegeven en Hij trok uit, overwinnend en om te overwinnen. Openbaring 19.11 En ik zag de hemel geopend, en zie, een wit paard, en Hij Die daarop zat, werd getrouw en waarachtig genoemd. En Hij oordeelt en voert oorlog in gerechtigheid. Nederlands bijbelgenootschap 1951: Openbaring 6.2 En ik zag, en zie, een wit paard, en die erop zat, had een boog en hem werd een kroon gegeven, en hij trok uit, overwinnende en om te overwinnen. Openbaring 19.11 En ik zag de hemel geopend, en zie, een wit paard; en Hij, die daarop zat, wordt genoemd Getrouw en Waarachtig, en Hij, velt vonnis en voert oorlog in gerechtigheid. Willebrord 1978: Openbaring 6.2 En daar verscheen voor mijn ogen een wit paard, en die erop zat droeg een boog en hem werd een kroon gegeven, en hij reed weg, zegevierend en om zege te behalen. Openbaring 19.11 Toen zag ik de hemel open, en daar was een wit paard, en zijn berijder heet ‘Getrouw en Waarachtig’, en Hij oordeelt en voert oorlog met gerechtigheid. Het Boek: Openbaring 6.2 Verder zag ik een wit paard! Op het paard zat iemand met een boog in zijn hand en hij kreeg een kroon op zijn hoofd. Hij trok erop uit als overwinnaar naar zijn volgende overwinning. Openbaring 19.11 Ik zag de hemel opengaan en plotseling zag ik een wit paard. Hij die erop zat, heet Trouw en Oprechtheid. In Zijn oordeel en in de strijd is Hij rechtvaardig. Iedere exegeet — het kan niet anders — is het eens met ‘Die op het paard zit’ in Openbaring 19.11. Het verschil in exegese is dus Openbaring 6.2. Dit verschil wordt besproken in Hij of hij (tweede deel). |